Spanning in de keerlus.
Met 'Spanning in de keerlus' wordt niets anders bedoeld dan dat er rijspanning op de rails in de keerlus komt te staan. Bij de LGB-set hebben we kunnen lezen dat de keerlusset LG-10151 voor deze rijspanning zorgt maar er zijn natuurlijk meerdere manieren om dit voor elkaar te krijgen. Er worden een aantal voorbeelden gegeven hoe dit gerealiseerd kan worden. Het ompolen van het traject of hoofdbaan wordt nog handmatig uitgevoerd.
Gebruik van twee transformatoren.
We kunnen voor de railspanning in de lus een tweede transformator gaan gebruiken. Hebben we er toevallig nog eentje liggen dan zal dit geen probleem zijn. Tijdens het ompolen van de hoofdbaan blijft de trein onverstoord door rijden. Ook zouden we de rijrichting in de lus eenvoudig kunnen wijzigen waardoor de trein ook in de andere richting de lus kan doorrijden.
Twee transformatoren verzorgen de spanning op de baan. Als de locomotief in de lus is kan de rechter transformator omgedraaid worden. Bij het gebruik van twee lussen met één hoofdspoor kan de linker transformator ook de tweede keerlus van spanning voorzien.
Gebruik van dioden of een brugschakeling.
De vier dioden die op de getekende wijze aan de rails bevestigd worden zorgen voor de juiste polariteit in de keerlus, ongeacht de stand van de transformator zal de trein altijd in dezelfde richting door de keerlus rijden. De rails zijn op de plaats van de dioden natuurlijk wel geisoleerd met de rails LG-10152 of de isolatieblokken LG-10260. Als de locomotief in de keerlus is wordt de transformator van rijrichting veranderd. De locomotief gaat wel even stilstaan omdat de neutrale stand gepasseerd wordt. Bouw je een station in de keerlus dan zal de trein daar even stilgezet kunnen worden. Ook zien we dat er maar één transformator gebruikt wordt om de baan te voeden. Hebben we twee lussen dan wordt bij de tweede keerlus ook dioden geplaatst. Er blijft nog steeds één transformator nodig om de baan te besturen.
De technici zien natuurlijk al lang een brugschakeling zoals de dioden geplaatst zijn. De rode staaf in de lus is de + van de brugschakeling en de blauwe staaf is de - van de brugschakeling. De beide wisselspanningspoten komen aan de hoofdbaan en het maakt niet uit hoe. Dit is ook het principe van de LG-10151.
De vier dioden zijn samengevoegd tot een brugschakeling en een brugschakeling is ook niets anders dan 4 dioden in één behuizing. Vaak wordt een brugschakeling als een ruit getekend, trekken we de zijkanten naar buiten dan hebben we ook een ruit. Het rode draadje is op de plus van de brugschakeling aangesloten, de blauwe op de min. De beide wisselspanninspoten zijn met de zwartgetekende draden op de hoofdbaan of rechtstreeks op de trafo aangesloten, hoe? dat maakt niet uit. Op de hoofdbaan aansluiten is het makkelijkste want dat verminderd het aantal draden naar de baan. Ook hier moet de transformator nog steeds met de hand bediend worden.
Gebruik van een schakelaar.
Met een dubbelpolige omschakelaar kunnen we een rijrichtingschakelaar maken. Een rijrichtingschakelaar doet niets anders dan de polariteit op de uitgangen ompolen. In het schema is te zien hoe de schakelaar aangesloten wordt. Bij dit principe wordt de transformator op de lus aangesloten en de uitgang van de schakelaar op het hoofdspoor. Als de trein in de lus rijdt en de schakelaar wordt omgezet dan heeft de trein daar geen hinder van. Dat komt omdat de rijspanning in de lus niet onderbroken wordt tijdens het ompolen van de hoofdbaan. Bij het gebruik van twee lussen zal de tweede lus ook op de trafo aangesloten kunnen worden. Er blijft wel één schakelaar voor de rijrichting op het hoofdtraject bestaan. Om draad te sparen zal in de andere lus ookde brugschakeling toegepast kunnen worden. De transformator blijft in deze toepassing steeds in dezelfde stand staan.
De schakelaar staat nu in de stand waarin de locomotief richting keerlus rijdt (zoals aangegeven). Is de locomotief in de keerlus dan wordt de schakelaar omgezet. Wat van de hoofdbaan nu blauw is wordt rood en wat rood is wordt blauw. De locomotief kan dan gewoon doorrijden zonder te stoppen omdat de transformator niet anders gezet behoeft te worden. Gebruiken we een elektrisch bediende wissel met EPL-aandrijving dan zal op de wisselaandrijving de opzetschakelaar LG-12070 gemonteerd kunnen worden. In de opzetschakelaar bevinden zich twee wisselcontacten waarmee de polariteit op de hoofdbaan geschakeld kan worden. De getekende handschakelaar wordt dan de opzetschakelaar LG-12070.
Gebruik van dioden en schakelaar.
Willen we het aantal meters draad beperkt houden dan kunnen we een combinatie van dioden/brugschakeling en schakelaar combineren. De transformator wordt via de schakelaar aangesloten op de rails van de hoofdbaan en bij de keerlus komen de dioden/brugschakeling.
Met de schakelaar wordt de spanning op het hoofdspoor omgepoold. De spanning in de keerlus blijft door het gebruik van de dioden onveranderd. Als de locomotief in de keerlus is en de schakelaar wordt omgezet dan zal dit dusdanig snel gebeuren dat de trein daar geen hinder van heeft. Het voordeel van deze schakelaar is het beperken van het draad voor de rijspanning in de keerlussen. Ook zal de opzetschakelaar LG-12070 op de EPL-wisselaandrijving geplaatst kunnen worden zodat de stand van de wissel de polariteit bepaald.
Note: Denk bij de keuze van de dioden wel aan de stroom die de lok opneemt. Bij een kleine lok gevoedt door een 1A transformator zal een kleinere diode toegepast kunnen worden dan bij een grotere lok. Ditzelfde geldt ook voor de brugschakeling. Een voorbeeld voor de diode is de BY-550. Dit is een diode in een ronde kunststoffen behuizing en deze diode kan maximaal 5A aan stroom verwerken.